Een kledingstuk naaien is niet bijzonder moeilijk. Zeker niet met een patroon. Het is de bedoeling dat het je vertelt waar je moet knippen, waar je moet naaien en je aanwijzingen geeft waarmee je gemakkelijk een mooi kledingstuk kunt maken. Maar soms voelt het alsof je een andere taal aan het lezen bent. Hier zijn wat stappen die je kunt volgen als je voor het eerst een naaipatroon probeert te lezen.
Eerst zul je moeten beginnen met het patroonboek. Zoek een patroon dat je bevalt, en omdat dit de eerste keer is dat je iets naait, zorg er dan voor dat je iets vindt dat als “gemakkelijk” gemarkeerd is. Deze zullen meestal eenvoudige stijlen hebben, waarmee je jezelf gemakkelijk kunt leren naaien. Als je een aanvaardbaar patroon gevonden hebt, let dan op welke firma het patroon maakt en het patroonnummer. Dit is meestal vier cijfers lang, maar kan variëren naar gelang de firma die het patroon maakt. Ga naar de patronenkast die bij de firma past. Stel dat je een McCall’s patroon gevonden hebt. Je zoekt de McCall’s lade op, en zoekt dan de lade met het juiste patroonnummer.
Als je de juiste plek gevonden hebt, moet je de juiste maat zoeken. Zorg ervoor dat je naar de maten kijkt. Gewoonlijk hebben patronen een veel andere maat dan een in de winkel gekocht kledingstuk. Daarom helpt het altijd om je maten te kennen voor je de winkel inloopt.
Als je je patroon gevonden hebt, heb je de juiste hoeveelheid stof nodig. Kies een goede stof voor de stijl, en let op hoe wijd de stof is. Als je het niet weet, wees dan niet bang het aan een winkelbediende te vragen. Meestal zitten er meerdere kledingstukken in een patroon. Zoek het specifieke kledingstuk dat je wilt maken. Deze worden meestal met letters gelabeld. Stel dat je “Jasje A” maakt, maat “S”, en 45″ brede stof gebruikt. Kijk onder Jasje A om de verschillende stofbreedtes te vinden. Zoek 45″ en volg de tabel over tot de juiste maat. Dan vertellen de instructies je hoeveel stof je voor die stijl moet kopen. Het vertelt je ook wat je speciaal moet kopen, zoals voeringstof, knopen, of drukknopen. Op de achterkant van de patroonenvelop staat ook informatie als suggesties voor stoffen die geschikt zouden zijn, en vaak een kleine schets van de achterkant van het kledingstuk.
Beginnerspatronen bevatten vaak tips die nieuwe naaisters helpen de terminologie te leren. Bovenaan de voorpagina staat een schema van de voor- en achterkant van het kledingstuk. Ernaast staan algemene naai-instructies in verschillende talen. Direct onder het schema van het kledingstuk staat een schema van elk van de delen, gemarkeerd met nummers. In de buurt hiervan moet een lijst van de stukken staan, volgens nummer, en er staat bij wat de stukken zijn, zoals “voorpand” of “lus”. Onder de algemene naai-instructies staat een schema dat je laat zien hoe je je patroondelen op de stof moet leggen. Let erop dat je je stof goed vouwt als het je zegt dat je dat moet doen. Dit betekent dat je erop moet letten of de goede kanten naar elkaar toe of uit elkaar gevouwen zijn, en of de fabrieksmatig afgewerkte rand, een selvedge genoemd, naar elkaar toe gevouwen moet worden of niet.
Zoek de stukken die je nodig hebt, en knip ze uit het bruine weefsel. Knip langs de lijn, volgens de juiste maat. Soms kan een grotere maat de lijn voor een kleinere maat overschrijden en in feite op een bepaalde plaats minder stof gebruiken. Zolang je de juiste maat volgt, krijg je de juiste resultaten. Ook komen soms de lijnen allemaal samen. Ga gewoon door met knippen langs deze lijn, en sluit dan weer aan op de juiste maat als ze zich weer splitsen. Je zult ook enkele driehoekige delen opmerken die uit het patroon steken. Knip ook deze langs de buitenkant. Ze helpen je later alles goed op een rij te krijgen. Nadat de patroondelen uitgeknipt zijn, speld je ze op de stof, zodat die lijkt op het schema in de instructies. Knip je stof om de lijnen te volgen, en let erop dat je het patroon volgt. Als het je vertelt dat je er vier moet knippen, moet je er twee knippen en dan nog twee.
Zorg ervoor dat je de stukken aan elkaar gespeld laat tot je het stuk nodig hebt. Het helpt om alles overzichtelijker te houden. Ook kunnen er cirkels of lijnen binnen het patroon zijn die gemarkeerd moeten worden. Je kunt in een stoffenwinkel een speciaal markeerpotlood kopen dat goed is om deze gebieden te markeren. Terwijl je de instructies doorneemt, volg je ze stap voor stap, en zoek je woorden op die je niet begrijpt. De driehoekige delen passen verschillende patroondelen bij elkaar, zodat je zeker weet dat je ze op de juiste plek hebt. Let goed op de schema’s als iets verwarrend is.
Met deze aanwijzingen, wat geduld, en wat oefening kun je jezelf leren volgens een patroon te naaien. Deze aanwijzingen kunnen soms verwarrend zijn, maar door dit artikel te volgen, zul je weten waar je op moet letten. Naarmate je vordert in vaardigheidsniveau zullen veel van deze aanwijzingen een tweede natuur worden, en hoef je voor bepaalde stappen de aanwijzingen niet meer te lezen. Gefeliciteerd met het jezelf leren naaien, en veel plezier met het leren maken van je eigen kleding.
Hier zijn nog een paar tips om je naaiwerk nog vaardiger te krijgen: